Geschiedenis Pieterskerk
De geschiedenis van de Pieterskerk is tot 1229 nauw verbonden aan het huis van de Graven van Holland. De kerk was vanaf 1121 de kapel van de graven van Holland die rond het huidige Gravensteen in Leiden hun hof hadden. In 1229 werd in opdracht van Floris IV in Den Haag begonnen met de bouw van een nieuw grafelijk hof, het huidige Binnenhof. De Pieterskerk werd rond 1268 een parochiekerk en de commandeur van de ridderlijke Duitse orde te stede kreeg het patronaatsrecht. Dat wil zeggen het recht om de priester van de Pieterskerk te benoemen.
Kruitschipramp
In 1572 koos Leiden de zijde van Willem van Oranje en daarmee kwamen alle kerken in Leiden in handen van de protestanten. Het westportaal van de Pieterskerk werd in 1637-1642 verhoogd om plaats te bieden aan de balgenkamer van het orgel. In de 17e eeuw werden er huisjes tegen de kerk aangebouwd. Bij de ramp met het kruitschip op 12 januari 1807 werd de Pieterskerk ernstig beschadigd. Alle glas-in-loodramen waren kapot en de provenierswoningen om de kerk waren ontzet. Ook de windladen en de blaasbalgen van het orgel waren gesprongen. Om geld voor de restauratie van de huisjes te verwerven werden de luiken van het orgel verkocht.
Desondanks zijn alleen aan de zijde van het koor de huisjes bewaard gebleven. In 1938 werd de kerk van haar pleisterlaag ontdaan. Alleen in het hoge gedeelte van het koor herinnert een witte verf aan de oorspronkelijke wandbekleding. In 1971 werd de Pieterskerk onttrokken aan de eredienst. In 1974 werd het monument overgedragen aan een daartoe opgerichte Stichting Pieterskerk Leiden.
Stadswapen
Het stadswapen van Leiden is direct gerelateerd aan de Pieterskerk. Het bestaat uit een wit of zilveren schild met twee gekruiste rode sleutels. Het wapen, de sleutels, verwijst naar Sint Pieter. Sint Pieter is de schutspatroon van de stad en naamgever van de voornaamste kerk in Leiden, de Pieterskerk.